maandag 1 februari 2010

Verhalen Chanoeka

Verhaal om voor te lezen: Het verhaal van Chanoeka
Antiochus IV Epiphanes, de koning van Syrië, heeft de joden verslagen. Hij is een heel wreed heerser. Hij staat bekend als iemand die van alles doet, als het maar Grieks is. Hij verlangt dan ook van de joden dat ze zich aanpassen aan de Griekse gewoontes. De joden op hun beurt weigeren dat, waar ze maar kunnen. Maar de koning wil de joden kost wat kost dwingen zijn wetten te gehoorzamen. Daarom vaardigt de koning een nieuw besluit uit. Vanaf dat moment is het de joden verboden uit de joodse heilige boeken te lezen. De koning verbiedt hen om tot hun God te bidden. Hij verbiedt hen ook om hun feestdagen en de sabbat te vieren, en om de voorschriften van hun godsdienst na te leven. Soldaten moeten controleren of de joden dit besluit van de koning gehoorzamen. En ze moeten ook Griekse altaren bouwen op de meest heilige plaats van de joden: de tempel van Jeruzalem. De bedoeling is de joden zo te dwingen om onreine dieren te offeren aan de Griekse god Zeus. Syrische boodschappers trekken door het land om de joden op de hoogte te brengen van het nieuwe besluit. Als priester Matatias en zijn vijf zonen van het nieuwe besluit horen, besluiten ze dat er iets moet gebeuren. Ze vluchten de heuvels in. Daar brengen ze onder leiding van Judas (Makkabeüs), één van de vijf zonen, een klein legertje bij elkaar om te vechten voor de vrijheid van hun volk. Ze worden bekend als de Makkabeeën. Drie jaar lang vechten Judas en de Makkabeeën tegen de Syriërs. Dan, na drie jaar, op de vijfentwintigste van de maand Kislev, slagen ze er eindelijk in de Syriërs te verslaan. Opnieuw zijn ze dan vrij. De Makkabeeën haasten zich naar hun heilige tempel in Jeruzalem. Ze halen er de Griekse altaren weg en alle onreine offerdieren. Maar de menora, de zevenarmige kandelaar die in de tempel altijd brandde, is gedoofd. Ze zoeken of ze de speciale zuivere olie kunnen vinden, die nodig is om de menora te laten branden. Want als ze zulke olie nieuw moeten maken, dan kost hen dat acht dagen. Maar hoe ze ook zoeken, alles wat ze vinden, is slechts één met het zegel van de hogepriester verzegeld kruikje met maar net genoeg speciale zuivere olie om de menora één dag te laten branden. Toch steken de Makkabeeën de menora aan. En ze zeggen een speciaal gebed. Zo bedanken ze God, dat hij hen geleid heeft naar het moment, dat ze nu weer vrij zijn. En dan gebeurt er, volgens de legende, een groot wonder. De olie in het kruikje, die (dat) maar net genoeg is om de menora één dag te laten branden, blijkt voldoende te zijn om de menora acht volle dagen te laten branden. Net zo lang als ze nodig hebben, om nieuwe speciale zuivere olie voor de kandelaar te maken. Vanaf dat moment in het jaar 165 voor Christus vieren de joden elk jaar vanaf de vijfentwintigste dag van de maand Kislev acht dagen lang Chanoeka of het Feest van de Lichten om het wonder van de olie bij de herinwijding van de tempel te herdenken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten