maandag 1 februari 2010

Verhalen Verlichting van Boeddha

De aap en de krokodil
Een boeddhistisch sprookje over een hart in de vijgenboom

Heel lang geleden werd de Bodhisattva wedergeboren op een plek in de Himalaya als het jong van een aap. Hij werd zo sterk als een olifant, met een flink karakter, groot van lijf en leden en knap om te zien. Hij richtte zich een bestaan in op een plek in het bos, in een bocht van de Ganges. In dezelfde tijd huisde er in de Ganges een krokodil. En het geschiedde dat het wijfje van de krokodil, toen zij het lijf van de Bodhisattva zag, een ziekelijk verlangen ging koesteren naar diens hartevlees. Daarom zei ze tegen de krokodil: "Mijn heer en meester, ik wens het hartevlees van die koning der apen te eten." "Liefje, wij huizen in het water, deze aap op het vasteland. Hoe zullen we hem te pakken krijgen?" "Pak hem hoe dan ook. Als ik zijn hart niet krijg, zal ik sterven." "Vooruit dan maar, wees niet bang, ik weet wel een list, ik zal je zijn hartevlees als maaltijd brengen." Zo stelde hij het krokodillenwijfje gerust. Op het uur waarop de Bodhisattva het water van de Ganges dronk en vervolgens op de oever bleef zitten, zocht de krokodil hem op en sprak hem aldus aan: "Koning der apen, waarom wandel je maar gewoontegetrouw op deze plek, waar je zure vruchten eet? Aan de overzijde van de Ganges is er geen einde aan de zoete vruchten van manga- en broodbomen. Waarom ga je daar niet heen en grijp je de kans niet aan om velerlei vruchten te eten?" "Krokodillenkoning, de Ganges is diep en breed. Hoe wil je dan dat ik daar kom?" "Als je hier komt, zal ik je op m'n rug laten klimmen en je erheen brengen." De Bodhisattva geloofde de krokodil en stemde erin toe. "Komaan dan," zei de krokodil. "Klim op mijn rug." En zo gebeurde. Maar toen de krokodil een eindje met hem gezwommen had, liet hij hem in het water onderduiken. De Bodhisattva riep: "M'n beste, je laat me kopje onder gaan, wat is dat nu?" De krokodil bekende: "Ik ben je niet komen halen met eerlijke bedoelingen. Mijn vrouw heeft een ziekelijk verlangen naar je hartevlees, daarom wil ik haar je hart te eten geven." "Vriend, het is goed dat je het mij vertelt. Want als ons hart in onze borst zat, zou het breken als we ons langs de toppen der boomtakken voort reppen." "Waar laten jullie je hart dan?" De Bodhisattva wees hem een vijgenboom die niet te ver weg stond en beladen was met trossen rijpe vruchten. "Kijk," zei hij, "onze harten hangen aan die vijgenboom." "Als je mij je hart geeft, zal ik je niet doden." "Hop dan, breng me erheen, ik zal je m'n hart geven dat aan de boom hangt." Alzo deed de krokodil. De Bodhisattva nam een sprong van zijn rug en zat in de vijgenboom. "M'n beste, domme krokodil," zei hij, "je dacht dat je de harten van de apen in de boomtop zag hangen, je bent een domoor, ik heb je voor de mal gehouden. Laat er voor jou maar een ruime keuze van vruchten zijn! Je lijf is groot, maar klein is je wijsheid." En ter toelichting zei hij de volgende verzen: "Genoeg! Beter dan die manga's, rode appels en broodvruchten Aan de overzijde, is deze vijgenboom voor mij. Groot waarlijk is je romp, niet in overeenstemming daarmee je wijsheid. Krokodil, ik heb je beetgenomen. Zoek nu je heil maar elders. De krokodil, zo ongelukkig als iemand die duizend munten heeft verloren, terneergeslagen en verteerd door berouw, droop af naar de plaats waar hij woonde.
(Volksverhalen Almanak, 2008)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten